De slimme flitser

In mijn volgende blog neem ik jullie mee met: ‘de slimme flitser’. Maar voor ik verder ga zorg dat je mijn blog, ‘regel je flitslicht’ gelezen hebt. Daar behandel ik de knoppen waarmee je de hoeveelheid flitslicht mee kunt regelen. Ook de slimme flitser is volledig op de hoogte van deze vier knoppen.

EEN SLIMME FLITSER ZIT ER NOOIT NAAST!

Waar de mens nog wel eens een foutje mag maken, maakt een slimme flitser nooit fouten. Dat moet toch een geruststellende gedachte zijn? Deels is dit waar. Over het algemeen leidt deze slimheid tot een resultaat dat voldoende is. Wat een slimme flitser niet in zich heeft is creativiteit. De fotograaf is creatief en dat is de slimme flitser zeker niet. En hier gaat het vaak mis. Er is onbegrip, want de een weet niet wat de ander bedoeld. Nu kunnen we een slimme flitser niet leren om creatief te zijn. Wat we wel kunnen doen, is de fotograaf uitleggen hoe de slimme flitser denkt en hoe de flitser om de tuin te leiden om tot het gewenste resultaat van de fotograaf te komen. Vergelijk het met creatief boekhouden. Je weet dat twee plus twee op een rekenmachine altijd vier is. Maar soms pakt drie even net wat gunstiger uit.

De slimme flitser is een beeldspraak voor de automatische stand van de flitser. De flitser heeft, net als de camera, ook een automatische stand. In de fotografie noemen we de automatische stand van een flitser de TTL-stand (Through The Lens). In de TTL-stand bepaalt de flitser zelf hoeveel flitslicht er nodig is om het onderwerp goed te belichten. Dit doet de flitser niet alleen. De flitser heeft hier altijd de camera bij nodig. De term Through The Lens geeft dit eigenlijk al aan. Hoe bepaalt de flitser in de TTL-stand nu de juiste hoeveelheid flitskracht? Voor iedere foto gebeuren er in grote lijnen twee dingen. Er vindt een flitsmeting plaats en er wordt een berekening gemaakt op basis van verschillende gegevens uit de camera.

1. FLITSMETING

De flitsmeting gebeurd met behulp van een voorflits. Op het moment van afdrukken wordt er eerst een voorflits afgegeven op het te fotograferen onderwerp. Het gereflecteerde licht van de voorflits komt terug ‘door de lens’ (through the lens) in de camera. De lichtmeter van de camera bepaald dan samen met de flitser de hoeveelheid flitslicht die nodig is op basis van midden-grijs. Als dit bepaald is krijgt de flitser een signaal met welke flitskracht hij moet flitsen. Pas dan volgt de echte flits en wordt de foto gemaakt.

Een meting op basis van midden-grijs zal in de meeste gevallen goed uitpakken. Toch zal het niet in alle gevallen het gewenste resultaat opleveren. Bijvoorbeeld als je onderwerp veel witte of juist veel zwart tinten bevat. Zonder in te grijpen op de slimheid krijgen we een grijze foto ipv wit of zwart. Om dit duidelijk te maken heb ik twee foto’s gemaakt. Een van witte schaakstukken tegen een witte achtergrond en een foto van zwarte schaakstukken tegen een zwarte achtergrond. Om niet afgeleid te worden door kleur heb ik de foto’s omgezet naar zwart wit. In beide foto’s is de flitser op de TTL-stand ingesteld.

Links zijn dus de witte stukken tegen een witte achtergrond en rechts staan de zwarte stukken tegen een zwarte achtergrond. Door de gebruikte lak zie je bij de zwarte stukken meer reflecties. Kijk je naar de achtengrond dan zien we eigenlijk geen verschil tussen wit en zwart. Heeft de flitser het nu verkeerd gedaan? Volgens de meeting niet. Er is in beide foto’s een flits afgegeven op basis van midden-grijs. Als het onderwerp grotendeels wit of zwart is maakt dat voor de meting geen verschil en krijgen we niet het gewenste resultaat. Bij de witte schaakstukken zou eigenlijk meer flitslicht afgegeven moeten worden en bij de zwarte stukken juist minder. Gelukkig hebben we daar een knopje voor en die heet: flitscompensatie. Bij veel wit moet je plussen en bij veel zwart minnen. Wat dat betreft werkt het gelijk aan de compensatieknop van de camera.

In de linkerfoto is er dmv te plussen met de flitscompensatie meer flits afgegeven als waar de meting van midden-grijs op uitkomt. Bij de rechter foto is precies het omgekeerde gebeurd. Daar is minder flits afgegeven dan wat de meting op midden-grijs had bedacht. Hoeveel je nu moet gaan plussen of minnen met de flitscompensatie is de grote vraag. Het is ook niet altijd helemaal zwart en wat doe je bij donkerblauw of vel geel? Vaak zal je zien dat je steeds achteraf gaat zien dat je flitscompensatie moet gebruiken. Bij het Flitshuis leer je in de manuele stand van de flitser te werken. In dat geval zal de flits altijd goed zijn, ongeacht de tint van het onderwerp. Soms heb je liever een domme dan een slimme flitser.

2. BEREKENING

Naast de lichtmeting die de flitser vanuit de camera doorkrijgt, krijgt de flitser nog meer informatie van de camera. De flitser krijgt verschillende instellingen van de camera door. Denk hierbij aan het ingestelde diafragma en de ISO-waarde. Daarnaast krijgt de flitser de afstand door waarop is scherp gesteld. En als de flitser op de camera zit, dan weet de flitser ook de afstand tussen de flitser en het te flitsen onderwerp. De flitser weet dus de flitsafstand, het diafragma en de ISO-waarde. En met die drie kan de flitser uitrekenen hoeveel flitskracht er nodig is.

Op beide foto’s zien we twee balletjes op de tafel. Bij beide foto’s is dezelfde diafragma en ISO-waarde ingesteld. Het enige verschil tussen deze twee foto’s is dat bij de eerste foto scherp is gesteld op het voorstel balletje en bij de tweede foto op et achterste balletje. Zie het verschil in flitskracht. De flitser geeft in de tweede foto veel meer flitskracht af omdat de scherpstelling op het achterste balletje veel verder ligt. Het gevolg is wel dat het voorste balletje, in de tweede foto, overbelicht is geraakt. Bij de eerste foto is dat net omgekeerd.

De slimme flitser maakt dus gebruik van twee bepalingen. De flitsmeting en een berekening op basis van afstand. Dit maakt de keuze van flitscompensatie nog lastiger. Zou je bij de compensatie van de camera nog naar plus twee of drie gaan bij een foto van een wit onderwerp, bij de slimme flitser is wellicht plus één al genoeg. De tip die ik hiervoor kan geven is, uitproberen!

3. BRANDPUNTSAFSTAND

We weten al dat de slimme flitser aardig wat informatie krijgt doorgespeeld vanuit de camera. We kende al de instellingen van diafragma, ISO-waarde en de scherpstelafstand. Er is nog een vierde waarde die voor de flitser interessant is en dat is de ingestelde brandpuntsafstand. Hieronder zie je drie keer het display van een flitser. Rechts bovenin staan drie verschillende waardes: zoom 24mm, zoom 70mm en zoom 200mm.

De flitser krijgt van de camera door welk brandpuntsafstand is ingesteld. Wat doet de flitser hiermee? Met de brandpuntsafstand wordt ook wel de beeldhoek uitgedrukt. Een objectief op 24mm wordt ook wel een groothoek genoemd. Bij 200mm spreken we over tele-lens en die hebben een kleine beeldhoek. De flitser is in staat het flitslicht met een gelijke beeldhoek te verspreiden. De rede hiervoor is een energie besparende. Als 200mm objectief wordt gebruikt en de flitser verspreidt het flitslicht in een veel grotere hoek dan valt er heel veel flitslicht buiten beeld en dat is zonde van de energie. Door het flitslicht te bundelen in een hoek van 200mm, heeft de flitser veel minder energie nodig en zal dan ook automatisch in kracht afnemen.

Om te laten zien wat het effect is van de verschillende beeldhoeken waarin het flitslicht wordt verspreidt, heb Ik heb een proefopstelling gemaakt. De flitser staat op een statief voor een witte muur. De flitser staat in de domme stand.. Zo kan ik zelf op de flitser instellen met welke beeldhoek het flitslicht verspreidt moet worden. Zelf sta ik met de camera achter de flitser en heb zo drie foto’s van de muur gemaakt. In de eerste foto stond de beeldhoek van de flitser op 24mm. Deze is gelijk aan de beeldhoek van het objectief op de camera. Op de eerste foto is de hele muur gevuld met flitslicht. Bij de tweede foto heb ik op de flitser de beeldhoek aangepast naar 70mm. Het objectief blijft op 24mm ik blijf dan het zelfde stuk muur zien. Je ziet nu dat het flitslicht gebundeld is. Aan de buitenkant is geen flitslicht meer te zien. In de derde foto is de beeldhoek op de flitser nog kleiner en staat ingesteld op 200mm. Het flitslicht gaat er steeds meer uitzien als een spotlicht op de muur.

Omdat er een domme flitser is gebruikt is ook de flitskracht handmatig ingesteld. Deze flitskracht is op alle drie de foto’s gelijk. Wat je wellicht is opgevallen, is dat het flitslicht toch steeds feller wordt. Het flitslicht in de derde foto zorgt al voor een flinke overbelichting. Al het flitslicht wat eerst verspreidt was over de hele muur zit op het midden van de muur. Een flitser in de slimme stand zal automatisch in kracht afnemen om de overbelichting te voorkomen.